Eer

Maatschappelijke meetlat voor iedereen

 

Persoonlijk eer

Ten tijde van de Republiek der Verenigde Nederlanden (1580-1795) was ‘eer’ de meetlat van het dagelijks leven. Eer had betrekking op de maatschappelijke waarde die iemand meende te hebben, én de waardering die anderen hem of haar gaven. Eer betrof het ‘goede gevoelen’ dat een ander van iemand had. Elke man of vrouw had persoonlijke eer. Om die te bewaken werd bejegening door anderen afgezet tegen de persoonlijke integriteit (de ‘tot hier en niet verder’-houding).

Groepseer

Naast persoonlijke eer was er ook sprake van eergroepen. Mensen maakten vaak deel uit van meerdere eergroepen, denk aan familie, buurt, kennissen en relaties, functies, leger, kerk et cetera. Elke eergroep had groepseer, op basis waarvan het gedrag van een individueel lid werd afgemeten.

Eervertoog

Eer was belangrijk voor iedereen, van hoog tot laag. In de Republiek werd dagelijks over eer gesproken. Moraalschriften vertelden hoe je eerzaam moest leven, maar ook in kluchten, dagboeken, pamfletten, gedichten, kunst en discussies speelde het eervertoog een belangrijke rol. Het eervertoog kreeg vorm in zowel woorden als in lichaamstaal. Gebaren, houdingen en gedragingen hadden een soms onuitgesproken maar dwingende invloed op het contact tussen mensen.

Erehandel

Eer was dus altijd aanwezig in het maatschappelijk verkeer. Handelingen en gedrag werden doorlopend becommentarieerd. Dat kon leiden tot erehandel: het daadwerkelijk trachten de eer van een ander te verlagen en daardoor de eigen eer te verhogen. Dat kon in woord, gebaar of geschrift. Men ging naar de lokale rechter of kerkenraad om zijn gelijk te halen. Die kon een verzoening voorstellen, maar bij zware overtredingen kon iemand ook als eerloos worden verklaard. Daarmee werd de overtreder buiten de samenleving geplaatst, feitelijk verbannen.

Schaking: eer tegen eer

Iedereen moest te allen tijde op de hoede zijn voor eerverlaging of een mogelijkheid om eer te verhogen, desnoods ten koste van die van anderen. Bij schaking raakte persoonlijke eer in conflict met de groepseer van de familie van het meisje, de familie-eer. Rond schaking bestond het schakingsvertoog, het dynamische geheel van denkbeelden, vermoedens, roddel, feiten, oordelen en ideeën over het schaken, zoals die als algemeen aanvaard werden ge(d)acht. Ongeacht de feitelijke verloop drong het schakingsvertoog de jongeman de rol op van misdadige verkrachter, het meisje van onschuldige naïeveling en haar familie als de benadeelde partij die terecht harde straffen mocht eisen van kerk, staat en justitie.

Bij schaking speelde liefde natuurlijk een rol, maar alleen in combinatie met eer. Geldzucht was volgens de bronnen zelden een argument, eer daarentegen wel. Een huwelijk met een jonge vrouw uit een betere stand kon namelijk voor eerverhoging zorgen. De uitkomst was overigens hoogst onzeker: de familie van de dame stond vaak niet te popelen op verzoening en gratieverlening. Toelating tot de eergroep gebeurde meestal niet of slechts met grote moeite.

Meer weten?

Alle gebruikte eerbegrippen worden uitvoerig besproken in Eer tegen eer. Een cultuurhistorische studie van schaking tijdens de Republiek, 1580-1795. De handelseditie van dit proefschrift is verkrijgbaar via Uitgeverij Verloren.

Bekijk en beluister hier (youtube) het lekenpraatje dat op 4 juli 2017 voorafgaande aan de promotie is gehouden.

Bekijk hier (youtube) de inhoud van het boek zoals gepresenteerd door Historiek op 26 maart 2019.