Anna en Odilie de Merode en Thomas Morgan en Thomas Knollys

Geplaatst

Vorm:       Weigering
Jaar:          1595
Gewest:    Holland
Plaats:       Dordrecht

 

‘Vrijmoedigh’

Van het vertrek van de zusters De Merode is een getuigenis in het dossier in het archief van het Hof van Holland te vinden. Twee wachters bij de Vuilpoort te Dordrecht hadden op de avond van 11 januari 1589 de poort al gesloten, toen een gezelschap van ‘een Engelse Capiteijn’ naar buiten kwam. Op diens verzoek openden zij nog even de poort. Een knecht van de kapitein had blijkbaar voor het sluiten van de poort een schuit gehuurd. Aan boord stapten naast de kapitein een meid en twee juffrouwen ‘vrijmoedich, sonder van ijemant daer toe gepoocht ofte geport te wesen”. Het was een gezelschap van zeven à acht personen dat met de schuit naar een schip vol Engelse soldaten voer. De schuitvoerders zeiden vanwege de duisternis niet te herkennen wie het waren. Ze brachten hen naar een schip dat naar Bergen op Zoom zou varen. De volgende dag begrepen ze dat het de ‘dochters van mijn heere Van Merode waeren, sonder eenich misbaer te gebruijcken ofte te screijen int schip getreden sijn’[1]. Dat was niet bepaald een heimelijk vertrek, hoewel het wel in het donker bij het sluiten van de poort gebeurde. Het toont aan dat de beide paren zich sterk voelden, machtig genoeg om de ouders De Merode te weerstaan en tegen hun wens in, bijna publiekelijk te handelen.

 

‘Gereetschap gemaakt’

Het huwelijksverzoek van Sir Thomas Morgan aan de vader van Anna de Merode werd afgewezen, zo schrijft Eijsten[2]. Nu kunnen we wel vermoeden om welke redenen de ouders de Engelsen niet tot hun eergroep wilden toelaten. De heren waren buitenlandse officieren, dus buitenstaanders. Ze behoorden niet tot de kringen waaruit een huwelijkskandidaat zou moeten worden gekozen, en wat vooral stak: ze waren de protestantse religie toegedaan. Ze bleken wel van voldoende sociaal formaat te zijn om omgang met de dochters te hebben. Dit werpt de vraag op of van tevoren door de beide ervaren officieren niet was bedacht dat het huwelijksverzoek kon worden verworpen. We weten niet precies wanneer de ouders hun weigering kenbaar maakten. Was dat al bij de eerste kennismaking of kwam hun besluit pas later? Uit de volgende passage die we bij de historicus Pieter Bor (1559-1635) tegenkomen, kunnen we opmaken dat Anna te horen had gekregen dat er een ander was aan wie ze was beloofd. Ze had de beide protestantse militairen rond 20 december 1588 gevraagd of zij ‘haer soude komen verlossen en eximeren uyt de extremiteyt, waer in sy haer was vindende, als namentlijk dat hare Vrou-moeder alle gereetschap gemaekt hadde, om haer tegen haren dank aen ’s vijands zijde te convoyeren, en aldaer tegen haren dank, wille en consciëntie in huwelijk te besteden aen haren Cousijn den Heere van Montfoort, van de Papistische religie wesende.’[3] Was die kandidaat er al langer of kwam haar vader met hem aan toen zij haar wens om te huwen met Morgan bekend maakte? Die andere kandidaat speelde dus, hoewel persoonlijk nauwelijks betrokken, een belangrijke rol in het machtsspel tussen vader en dochter. De familie zag dus geen enkele eervergroting in een huwelijk met de buitenlandse officier en achtte een ander geschikter om de familiebelangen te dienen.

Van belang is dat uit het citaat blijkt dat het de dochter was die de hulp van haar pretendent inriep. Niet Morgan drukte zijn zin door, althans zo wordt ons voorgesteld, maar de dochter verzocht haar geliefde om haar uit een precaire situatie te verlossen, in feite haar eer door hem te laten beschermen. Morgan bevestigde dit verzoek later in een brief aan de Staten-Generaal. Anna zou worden uitgehuwelijkt aan iemand van ‘ongoddelicker religien binnen de ressorte des viants hem unthoudende directelijck contrarie den Wille ende goede Intentie der goeder Jouffrouwe, die welcke in alder eerbaerheijt liever die partije van Godt haer toegeschickt heeft willen kiesen’[4]. Deze laatste opmerking betekende dat het huwen met de vijand als oneerbaar wordt voorgesteld en dat Morgan haar hielp haar dat lot te besparen. Knollys bevestigde naderhand dat hij op zijn beurt was gevraagd (‘ontboden’ zo noemden de zusters het later) door Odilie om haar te helpen. Ook zij klaagde dat haar moeder haar tot een huwelijk met een katholiek wilde bewegen. Deze ‘verzoeken’ duiden op de strategie van de twee dames om hun persoonlijke eer te beschermen. Voor de beide heren moet het gegeven van een katholieke tegenkandidaat de haalbaarheid van een schaking, hun besluit om met de dochters weg te gaan, vergroot hebben.

De hulpvraag van beide jonge vrouwen is cruciaal voor hun eer. Zij kozen ervoor zich onder de bescherming van de jongeman te plaatsen, en die van hun familie af te wijzen. De nadruk op deze wat formeel aandoende rolverdeling, we zien dit verzoek straks nog diverse keren in andere casussen, wijst erop dat het meisje de eer aan zichzelf hield door haar geliefde te vragen haar te begeleiden. Enerzijds plaatste ze zich onder zijn bescherming, anderzijds was alleen op reis gaan geen eerzame optie. Het woord ‘ontboden’ suggereert ook een zeker standsverschil; de dames droegen de heren op hen te beschermen, een voorstel dat niet licht viel af te slaan. Dat zou niet passen voor eergevoelige lieden als Morgan en Knollys. Herkennen we hierin het ‘doorgaan’ in de zin die Haks bedoelt, namelijk het ‘zich laten schaken”? Deze bewoordingen gebruikte noch het paar, noch de dochters. Ze bepaalden zelf wel wat goed was voor hun eer. We zullen straks zien welke termen uit het schakingsvertoog wel werden gehanteerd door hun ouders en de autoriteiten. Wat we constateren is dat de dochters weg wilden gaan en hun ouders wilden verlaten. Ze regisseerden hun vertrek en verwoordden de gebeurtenissen in termen van het tegenvertoog.

 

Terugkeer en genoegdoening

De ouders van de gezusters De Merode waren zeer verrast door het vertrek van hun dochters op 11 januari 1589. Ze veroordeelden die in krachtige termen, behorend tot het schakingsvertoog. Hun moeder, Margaretha van Pallandt klaagde bij de Engelse commandant Lord Willoughby in een brief van 12 januari 1589: ‘that the evening before, about five o’clock, Col. Thomas Morgan had, without her knowledge and against her will, enticed away from her house her two daughters, Anna and Ottilia, and carried them away from Dordrecht, keeping them still where he chooses, to her great sorrow, and the insufferable wronging of her husband, herself, and their family. As his Lordship is governor of the English forces, and, as such, has authority over Col. Morgan, she prays him to give orders that her daughters may be returned to her safe and sound, and in a manner befitting their rank; and that reparation may be offered by the said Colonel for the wrong done her, to which end she intends also to apply to the States General and Council of State.’ [5] Uit die vordering van reparatie is af te leiden dat de stand van Morgan voornaam genoeg was om genoegdoening te eisen. De zaak werd hoog opgenomen in de Republiek, gezien het feit dat “hier over groten alarm was” in de hoogste kringen, die riepen om de hoogste straf[6].

Die ‘onverdraaglijke verongelijking’ trof de familie dus diep. Verongelijking is een synoniem voor belediging, aantasting van de eer. De moeder diende op 14 januari 1589 een klacht in bij de Staten-Generaal, de Staten ‘biddende, daerop favordelijck te willen inderhaest resolveren, gelijck d’importantie ende consequentie van de sake vereysschen.’ Eenzelfde rekest was verzonden aan de Raad van State. Deze adviseerde daarop ‘dat men soude scryven an den Colonne1 Morgan ende hem bevelen de dochteren van de verscreven vrouwe suppliante terstonts te restitueren oft emmers te sequestreren.’[7]. Dat sekwestreren betekende dat Anna uit de macht van de kolonel moest worden overgebracht naar een neutrale plaats, een handelwijze die zijn oorsprong heeft in een bepaling van het Concilie van Trente[8]. De Staten-Generaal schreven op 13 januari 1589 aan Lord Willoughby, dat ‘Colonel Morgan did, at five o’clock of the evening on the eleventh of this month, draw away from her house at Dordrecht, and carry out of the town, the demoiselles Anna and Odilia de Merode, her daughters’. Hij hield ze nog steeds in zijn macht buiten weten en tegen de wil van de moeder ‘a thing contrary to all the proclamations, laws and constitutions of the country of Holland’. De Staten-Generaal kondigden de komst van twee gezanten aan die Willoughby over de zaak verder zouden informeren. Ze verzochten hem ‘to give credence to them, and to send orders to Colonel Morgan to behave as a man of honour to the said daughters, and to restore them at once to their mother.’[9]

Een tweede brief van Margaretha van Pallandt aan Lord Willoughby van 18 januari 1589 was eveneens duidelijk. Hierin eiste ze ook genoegdoening van Knollys: ‘In my former letter, as also in my applications to the States General and the Council of State, I demanded no satisfaction for the intolerable wrong done to myself, my husband and our friends by the carrying off (“ravissement”) of my two daughters, Anna and Odelia, excepting from Col. Thomas Morgan; Capt. Salisberi having assured me with many oaths that Sir Thomas Knolles was not present. But I have since heard quite the contrary, and that he was on the ship which carried my daughters away towards Bergen-op-Zoom. I pray your Lordship therefore, in accordance with your offer to me yesterday by the Sieur d’Aleyn, to do the like in regard to the said Sieur Knolles and any other officers under your authority who had knowledge of or aided in this affair, as I am sure you will do as regards Col. Morgan; that my two daughters may be restored to me safe and sound, and all further wrongs duly satisfied.’[10] De ‘sieur Knolles’ reageerde koeltjes op de aantijgingen in een brief aan Lord Willoughby over zijn ‘late and lucky exploit. To give the circumstances were too tedious, only this he can allege for all: Nihil difficile volenti.’[11] Margaretha van Pallandt appelleerde aan de verantwoordelijkheden van hogergeplaatsten. Die moesten zorgen dat ze genoegdoening krijgt voor de schandelijke wegvoering. Dat de zaak ook de wetten van het land aantastte werd als extra argument opgevoerd.

De jongedames werden enkele weken later ondervraagd in Bergen op Zoom door de speciale commissie die op last van de Staten-Generaal, de Raad van State en Prins Maurits moest onderzoeken of de Engelse officieren ‘de voorseide dochteren met violentie of andere sinistre middelen ontvoert hadden, niettegenstaende de dochteren selfs andersints verklaerden’. Ze verklaarden uiteraard dat zij ‘niet ontvoert en was, maer dat sy met hare vrije wille met hen-lieden gevaren waren, ja dat sy hen ontboden hadden’. De schout van Dordrecht sprak over ‘veruueren’, vervoeren, van de dochters[12]. En daar zien we ook de reden voor de gedetailleerde beschrijvingen van het vertrek. Het paar wilde aantonen dat het een bewuste handeling was, in overleg verricht. De overheid en de ouders gebruikten begrippen uit het schakingsvertoog. Die zochten bewijzen om het weggaan als een gedwongen en vooral gewelddadige affaire te beoordelen.

De vervlechtingen in de zaak-Merode tussen de dochters en de Engelse officieren laten zien dat zij zich niet alleen uit liefde en om het geloof aan elkaar verbonden wisten, maar ook verenigd waren in de strijd tegen het gedrag van hun moeder. Morgan toonde tevens politiek inzicht. Hij vroeg aan de onderzoekscommissie dat, mocht hij ’s lands wetten hebben overtreden, om pardon[13]. Zouden de Staten hem van zijn functie ontheffen vanwege de klacht van de moeder dan zou dat niet kunnen geschieden zonder de Engelse koningin Elisabeth I vooraf in te lichten. Want die had hem in die functie aangesteld.

Zo maakte hij van zijn persoonlijke zaak een diplomatieke kwestie. Zijn eer combineerde hij met de eer van Engeland. We kunnen hieruit opmaken dat hij aannam dat de Republiek haar belangen in Engeland niet in gevaar zou brengen door hard tegen hem op te treden[14].

Het huwelijk met Anna meende hij een ‘recompensie te wesen voor sijne continuele diensten, van den beginne der oorloge den landen getrouwelijk bewesen.’ Hij was volkomen open over het vervoeren van de dochters. Hij schreef daarover beleefde brieven aan de autoriteiten, allen in hun eer latend en gehoorzaamheid betonend: ‘ten respect vanden douders dat nijemant oorsaecke en sal hebben hem dijen aengaende van ons te beclagen.’

Uiteindelijk kon door deze sterke troeven het gezag in Den Haag weinig anders doen dan de zaak maar te laten zoals die was. Met de verklaringen van de zusters dat de wegvoering door hen was geregeld, bleek er een te geringe basis te zijn om actie te ondernemen. Nu het hoogste gezag in de Republiek zich niet langer wilde inzetten voor de zaak van De Merodes, mede ingegeven door het willen beschermen van de eer van de staat tegenover een bevriende mogendheid, zegevierde in deze eerstrijd toch tamelijk snel de eer van het paar[15].

 

[1] NL-HaNA Toegang 3.03.01.01 Hof van Holland, inv.nr. 5197, map nr. 21; zie ook Swalue, E.B., Justinus van Nassau. Meest naar onuitgegeven stukken (Amsterdam 1858), 124 e.v. alwaar een transcriptie.

[2] Eijsten jr., J., ‘Een schaking te Dordrecht in 1589’, Europa. Letterkundig maandschrift (1900) 5, 103-105.

[3] Bor, P.C., De Nederlandsche Historien, Derde Stuk, Oorsprongk, begin, en vervolgh der Nederlandsche oorlogen (Amsterdam 1681), 381.

[4] Swalue (1858), 126-127. Anna de Merode huwde in 1597 na het overlijden van Morgan met Justinus van Nassau; brief Morgan aan de Staten-Generaal, in: NL-HaNA Toegang 3.03.01.01 Hof van Holland, inv.nr. 5197, map nr. 21.

[5] Lincolnshire Archives UK, Manuscripts of the Earl of Ancaster, Country Estates [8ANC5/1-8ANC9/52], inv.nr. 8ANC6/2 1589, January [2-] 12. Dordrecht.

[6] Bor (1681), 381.

[7] Poole, F.A. le, ‘Iets uit het leven van Anna de Merode, huisvrouw van Justinus van Nassau’, Leids Jaarboekje (1938), 203 e.v. Sequestreren betekent: van elkaar scheiden.

[8] Zie paragraaf 2.5.3. Het voorschrift luidt: rapta a raptore separata in loco tuto et libero constituta.

[9] Lincolnshire Archives UK, Manuscripts of the Earl of Ancaster, Country Estates [8ANC5/1-8ANC9/52], inv.nr. 8ANC6/3 1589, January [3-] 13. Den Haag. Van de Raad van State ging er eveneens een brief uit naar Lord Willoughby, inv.nr. 8ANC6/4, van dezelfde strekking, waarbij werd aangetekend dat de Merodes tot de nobelste families behoorde.

[10] Lincolnshire Archives UK, Manuscripts of the Earl of Ancaster, Country Estates [8ANC5/1-8ANC9/52], inv.nr. 8ANC6/6 1589, January [8-] 18. Dordrecht.

[11] Lincolnshire Archives UK, Manuscripts of the Earl of Ancaster, Country Estates [8ANC5/1-8ANC9/52], inv.nr. 8ANC6/5 1589, January [4-] 14. Berges (Bergen op Zoom). De Latijnse spreuk betekent: “Niets is moeilijk voor hen die willen”.

[12] Swalue (1858), 124.

[13] Een dergelijke onderwerping aan het publieke gezag was een zet die succes had, zie ook de brief van Judith Douglas en Harmannus Hoising aan het Hof van Holland. in paragraaf 1 van hoofdstuk V De Overrompeling.

[14] De steun van een soeverein voor een schaker zien we ook terug in de zaak van de graaf van Todtleben die in 1751 de Amsterdamse Maria Victor schaakte. Zie elders in deze databank. De Pruisische koning drong bij de Staten-Generaal aan op “een goede uitslag” toen Todtleben de enorme bruidsschat kwam opeisen. De Roever (1888), 47 e.v.

[15] Heringa, J., Eer en de hoogheid van de staat (Groningen 1961).

 

Taxandria, 1924, 212-214.

De Nederlandsche Leeuw  (1923), 271; (1934), 340.

De Navorscher (1958), 67, noemt het jaartal 1589.

Nierop, H.F.K. van, Van ridders tot regenten. De Hollandse adel in de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw (Den Haag 1984), 104.

 

Download:

NL-HaNA Toegang 3.03.01.01 Hof van Holland, inv.nr. 5197, map nr. 21.