Anna Johanna van Ensse en Johan Adam von Bock

Geplaatst

Vorm:       Overrompeling
Jaar:          1675
Gewest:    Overijssel
Plaats:       Goor

 

Op 8 juli 1679 liet vrouwe Joanna Margareta van Enser, douariere tot Hekeren een arrestatiebevel[1] opstellen. Daarin verwoordde zij dat tijdens de laatste oorlog van de bisschop van Munster de te arresteren persoon, ritmeester Adam van Bock, kennis en correspondentie had gemaakt met haar dochter Anna Johanna van Ense. Hij had haar “entlich daerheen beweegt…dat sij in Ao 1675 op vastavent omtrent, in den duijsteren met hem sonder weten, off willen van Arrestante wech gegaen is”, tot haar groot hartzeer.

Haar dochter had vele juwelen meegenomen die behoorden aan haar, haar moeder, er was een lijst bijgevoegd. De waarde bedroeg ongeveer 13.000 gulden. Anna Johanna was in Keulen, waarnaar “de heer Ritmr Adam van Bock haer hadde vervoert” overleden. Die verklaarde zich erfgenaam van Anna en had alle juwelen “tot sich genomen”. En had de meeste nog in zijn bezit. “En daerop citatie versocht aen den heer Gearresteerde off sijn WelEd volmachtige die deselve heeft geaccepteert om op huijden den 8 juli 1679 gen. arresten te sien justiceren”.

De vrouwe arrestant wil dat hij wordt veroordeeld tot het teruggeven van alle juwelen en de waarde van die stukken die ontbreken.

In de annex in de hand van de douairière staat, dat “1675 op vaste lavents dach is mijn ongehorsame dochter Anna Johanna van Ensse met Bock wechgegan tussen tijn en elf uier sijnde heel duister. Ick menden dat sij haer ontkleden om met mij toe bedde toe gaen maer was wech. Hadde haer salege vader beloft bi de hant soude haer moeder gehorsam sijn maer Godt beter heeft alle mijn iuwelen met genomen”, volgt een gedetailleerde opsomming. Anna had ook alle kleding van haar overleden dochter Maria Luisia van Ensse gepakt.

Ze eindigt: “bidde Godt en de Heilige iustisie willen mij voerstaen dat ick soo niet moege verdruckt worden dese ongehorsame dochter heeft een droefege moeder van mij gemaeckt heeft oock schulden naegelaten de mij oock koemen.”

Gietman weet te melden dat Anna 32 jaar oud was en enkele maanden zwanger, toen zij de havezate Hekeren bij Goor verliet. Ze zou in september 1675 zijn overleden in het kraambed[2]. Tot in 1682 is er geprocedeerd over de nalatenschap van Anna[3].

 

[1] NL-ZlHCO Archiefnummer 0046.1 Richterambt Delden, inv.nr. 73/6.

[2] Gietman, C., Republiek van Adel. Eer in de Oost-Nederlandse adelscultuur (1555-1702) (Utrecht 2010) 166-167.

[3] NL-ZlHCO Archiefnummer 0033 Drostambt Twente, inv.nr. 136. In deze inventaris van E.D. Eijken staat bij dit inventarisnummer:

‘136 Von Bock x Van Ensse. Johan Adam, vrijheer von Bock tot Palteren en Rohe, weduwnaar van Ajina Johanna van Ensse tot Heeckeren, vordert van Johanna Margaretha van Ensse tot Heeckeren en haar zoon Herman Engelbert overlegging van een inventaris van de nalatenschap van zijn overleden vrouw. Gedaagden vorderen in reconventie teruggave van juwelen van dezelfde erflaatster. Incompleet. Drie incidentele vonnissen zijn bewaard’

Mij is medegedeeld dat in Noord-Limburg de familienaam De Bock van Palteren gewoonlijk als De Bock van Patteren wordt aangeduid. (15 januari 20242)

 

Download:

NL-ZlHCO Archiefnummer 046.1 Richterambt Delden, inv.nr 73/6.