De familieruzie om Petronella van Maelstede

Geplaatst

Vorm:     Familieruzie
Jaar:        1666
Gewest:  Zeeland
Plaats:    Veere

 

 

Met violentie van haer eijge dochter berooft

 In zijn testament opgesteld in 1658 benoemde Pieter van Tuijll van Serooskerke, heer van Maelstede, als voogden over zijn kinderen Wilhelmina (1642-?) en Petronella (1650-1680) en als ‘regieringe van derselvers goederen’, zijn echtgenote Maria van Lyer (1625-1682) en zijn broer Hieronimus van Tuijll van Serooskerke, heer van Stavenisse (1635-1677). Pieter overleed in hetzelfde jaar, 1658. Zijn weduwe huwde vermoedelijk in 1659 met Johan van Braeckel (1620-1680), ‘gecommitteerde ter Vergaderinge van de Hooch Mogende Heeren Staten Generael der Verenigde Nederlanden’ en held van de tocht naar Chatham in 1667. Van enig ongenoegen tussen Maria en de familie van Serooskerke blijkt niets, althans daarvan staat niets in de stukken.

Maar in de tweede helft van 1666 begonnen zich spanningen af te tekenen. Uit een rekest van april 1668 vernemen we wat er zich in dat jaar had afgespeeld. Dat rekest werd bij de Staten van Holland ingediend door Maria als medevoogdes over haar dochter Petronella, die de achternaam Van Maelstede droeg.[1] De Staten zonden het voor een advies naar het Hof van Holland. Maria vertelde dat haar dochter altijd bij haar had gewoond. In september 1666 had Maria van Lyer (ook wel gespeld Lier) bezoek gekregen van haar zwager en medevoogd Hieronymus van Tuyll van Serooskerke met het verzoek of haar dochter Petronella van Maelstede met hem mee mocht ‘om een speelreijsje’ te doen. Hij zou haar acht dagen later persoonlijk weer terugbrengen. Maria vond het goed. Omdat Petronella na enkele weken niet terugkwam, begon ze zich zorgen te maken. Hieronymus schreef Maria op 18 oktober 1666 dat zijn reis naar Holland nog voortging. Hij wilde er een klein reisje zo aan het einde van het zomerseizoen aan vastplakken. Met Petronella was alles wel. Maria hoefde zich niet ongerust te maken.

Maar Petronella kwam niet thuis. Op 9 november liet haar moeder vastleggen in een notariële akte dat zij een zoektocht had ondernomen met Wilhelmus Selonius, de onderwijzer van de zoon van haar tweede man Johan van Braeckel. Via Antwerpen en andere plaatsen reizend kwam zij erachter dat haar zwager met haar dochter naar Stavenisse, een dorp in de huidige gemeente Tholen was gegaan. Daar aangekomen waren harde woorden gevallen en ook dreigementen geuit: ‘Ick hebbe uw hier niet van doen, daer staet het vierkante gatt, gaet heenen’, zei Hieronymus. Die nacht voer het gezelschap van Hieronymus met Maria en Petronella met een jacht naar Veere. Daar kwam het weer tot ruzie. Ook daar eiste Maria haar dochter op. Petronella wilde zelf ook graag terug: ‘ick wilde wel dat ick al bij mamatie was’, zo meldde haar moeder later in een rekest aan het Hof van Holland.

Het gezelschap reisde door naar Middelburg en kwam aan bij het huis van de schoonmoeder van Hieronymus, waar moeder en dochter met ‘wondere bejegeningen sijn gerecontreert’. Zo werd haar dochter urenlang opgesloten. Maria vond dat ‘niet alleen affronteus, maer als eijge moeder van haer kindt intolerabel ende onlijdelijck sijnde’. Ze vond dat ze ‘seer onbeleefdelijck ende onfatsoenlijck’ was behandeld. Haar was te verstaan gegeven dat zij maar beter heen kon gaan, dat ze er niets mee van doen had, dat ze haar dochter niet mocht zien.

Zij lichtte de burgemeester van Middelburg in van het feit dat Hieronymus haar dochter ‘haer met geweldt onthieldt’. Toen werd afgesproken dat zij en Hieronymus de volgende dag met de magistraat van die stad zouden overleggen. Maar haar zwager had ‘onderstaen dat gewelt te gebruijken, tusschen moeder ende dochter, dat hij heeft gecommandeert, dat sij suppliante in een Camer, ende haer dochter in een andere Camer soude slaepen’. Zij weigerde dat, waarop Hieronymus zei: ‘ick sal u soo klouwen’. Hij wilde haar slaan, maar zijn schoonmoeder hield hem tegen. Hieronymus heeft Petronella in een ander huis ondergebracht en is de volgende ochtend met haar weggegaan, tegen ‘de solemneele belofte gedaen’ aan de burgemeester om te overleggen. Dat hij met haar dochter weg was merkte Maria toen zij naar het huis ging waar Hieronymus haar dochter volgens haar ‘met macht ende puijr gewelt’ had ondergebracht. Zij verliet Middelburg ‘met soo formeel violentie van haer eijge dochter berooft’, niet wetende waarheen haar zwager haar dochter had vervoerd.

Naderhand begreep ze dat hij met Petronella naar Dordrecht was gevaren. Ze verzocht aan de burgemeester aldaar om het jacht aan te houden, maar het schip verlegde de koers naar Rotterdam. Ze reisde daarnaartoe en confronteerde haar zwager opnieuw met de vraag waar haar dochter was. Hij antwoordde dat ze haar maar moest zoeken. Maria wilde dat Hieronymus met haar naar het huis van de Rotterdamse burgemeester Van der Meijden[2] zou gaan om over haar kind te spreken. Hij weigerde, waarop Maria bij de burgemeesters van Rotterdam aandrong om zich over de zaak te buigen.

Volgens Maria was er sprake van ‘feijtelijck ende geweldige onthoudinge, ende oock formele vervoeringe van plaets tot plaets van de suppliantes voornoemde dochter, maer omtrent sestien Jaeren oudt sijnde, ende sulcx in crimen raptus incidenterende, sijn begin en aenvangh hadde genomen in territorio Hollandiae’. Onder het voorwendsel van een speelreisje en de belofte van terugbrengen had Hieronymus de dochter ‘gelockt ende vervoerdt’. Maria klaagde dat hij een baljuw was, die ambtshalve geweld diende te bestrijden, en dan toch dergelijk gedrag vertoonde. Het gewelddadig gevangenhouden van haar dochter was volgens haar tegen Petronella’s ‘will ende danck’ gebeurd. Het doel van de tegenpartij was ‘na alle apparentie ende presumtie ten eijnde om deselve aen een huwelijck te engageren, ’t welck sonder haer suppliantes goetvinden ende consent geenszins en kan geschieden.’

 

 ‘Hare dochter t’ontrecken’

 Maria richtte zich eind november 1666 tot het Hof van Holland vanwege het door Hieronymus niet terugbrengen van Petronella bij haar moeder.[3] Ze merkte op dat de overlast en het geweld waren gedaan door ‘Edelluijden, welckers gesach omtrent subalterne bancken somwijle te groot is, dan omme bij deselve tot hun devoir gebracht ende gehouden te werden’. Het Hof had zelfs een deurwaarder naar Hieronymus gezonden om Petronella op te halen, maar die slaagde daar niet in. Hieronymus had geen respect getoond en weigerde de dochter terug te brengen. Op 13 november 1666 had hij een brief aan het Hof geschreven, en de burgemeester en schepenen van Veere aangezet tot het versturen van eenzelfde reactie, waarin werd aangevoerd ‘dat die saecke in geenen deelen soude raecken het officie ofte emploij van de voorseide Heere van Stavenisse, als bailluu, ende mits dien ter eerster instantie soude specteren aen de Vijerschare vande Stadt vander Veer, volgens derselver Recht ende privilegien’. Hieronymus had volgens Maria Petronella naar Holland gelokt en ontvoerd ‘om haer suppliante de opvoedinge van deselve ende deselve in sijn eijge macht te hebben, ende van haer, t’sij in cas van huwelijck ofte andersins nae sijn eijge goetvinden te disponeren’.

Op een mandement van autorisatie van het Hof na niet-verschijnen reageerde Hieronymus niet. Op 21 maart 1667 kwam de zaak op de rol van het Hof, maar noch Hieronymus noch iemand namens hem verscheen. Op het volgende mandement crimineel reageerde hij ook niet, ‘Twelck wesende een seer droevig stateren voor haer suppliante’ dat haar nog steeds haar dochter haar werd onthouden door ‘die gene die deselve [aan] haer suppliante in effect hadde ontvoerdt’. Ze klaagde dat de zaak niet opschoot. Dit was ‘ongehoordt in een Landt soo hooch alomme beroemt wegens de exacte administratie der justitie’. Ze wilde dat de zaak nu eindelijk behandeld zou worden ‘ende sulcx sij suppliante tot desreputatie van de justitie deser Landen niet langer en mochte rechteloos blijven’. Ze had gedacht dat ze na alle klachten en inspanningen haar

“soude hebben laten erlangen complement van justitie, dewelcke in een welgepolicieerden Staet den minsten ingesetenen, selfs in de minste saecke, niet en kan, mochte, behoordt te werden geweijgert, ende sulcx des te min in een soo importante ende sensible saecke, ende die is van soo sware consequentie, als dese haere saecke.”

Ze merkte op dat de ‘cours der justitie’ werd verhinderd, mede doordat de Staten van Zeeland de jurisdictie van het Hof van Holland meenden te moeten ‘contesteren’ in hun missiven die zij van tijd tot tijd aan het Hof schreven. Maar ze kon niet rechteloos blijven en afgescheiden van haar eigen dochter, die in de provincie Holland door Hieronymus was ‘onthaeldt’. Daarom wendde ze zich uiteindelijk nogmaals als laatste toevlucht tot de Staten van Holland

“selfs ende sulcx tot den souverain van de provincie daar sij is woonende ende wt dewelcke haer voorseide Dochter haer effective is ontvoerdt ende daerdoor sulcx het territoir van deselve Provincie in verscheijde respecten soo schandelijck is gevioleert, in een minderjarige dochter out omtrent sestien Jaeren, ende sulcx sijnde personae privilegiatissimae.”

De Staten van Zeeland hadden zich volgens Maria niet ontzien onbehoorlijk samen te spannen met het Hof in een zaak van restitutie van een kind dat door zijn ingezetenen van Zeeland uit de provincie was gelokt en haar eigen moeder onthouden. Ze hoopte dat de Staten van Holland deze aantasting van hun territorium en bestuur naar behoren gingen herstellen. Ze verzocht om een bevel om haar ontvoerde dochter aan haar terug te geven in de ‘macht ende gesach van haer eijge moeder daeronder haer Godt heeft gestelt, ende daertoe alle wetten haer, ende voorts ijdereen obligeren’. Wat de uitkomst was van dit appel is niet bekend.

Afgezien van enkele vermeldingen dat Petronella graag naar huis wilde, weten we weinig van haar. We weten ook niet welke huwelijkskandidaat haar oom en voogd op het oog hadden. We weten zelfs niet waarom hij zo met haar omsprong, anders dan de beschuldigingen die Maria van Lyer uitte. Had zij een grote erfenis te verwachten? Wilde haar oom haar op een voor hem voordelige wijze uithuwelijken? Wel zien we dat Maria trachtte via de beschuldiging van ontvoering grip te krijgen op de machtige Hieronymus van Tuyll van Serooskerke. Die macht was zo groot dat het schakingsvertoog geen effect had. Het lijkt erop dat Hieronymus kennis had en gebruikmaakte van een maas in de wet, namelijk het ontbreken van een regeling die voorzag in het beslechten van onenigheid tussen de voogden over de toekomst van hun pupil.

Petronella van Maelstede huwde in 1675 met Herman Schaep, heer van den Dam. In hoeverre dit huwelijk tot stand kwam met behulp van haar oom, is niet bekend.

 

[1] http://encyclopedievanzeeland.nl/Kapelle: Maelstede naar het dorpje Kappelle ter Maelsteden in Zuid-Beveland, alwaar zich tot 1810 een slot bevond.

[2] Hij was de vader van Eleonora van der Meyden, die in 1664 via een dichtgetimmerde ton haar vaders huis wist te ontvluchten en ervandoor ging met Nicolaes van Vlooswijck, zie  www.databankschakingen.nl.

[3] NL-HaNA Toegang 3.03.01.01 Hof van Holland, inv.nr. 5280.

 

Download:

NL-HaNA Toegang 3.03.01.01 Hof van Holland, inv.nr. 5280.