Maria van Heijst en Wouter Olifiers

Geplaatst

Vorm:       Weigering
Jaar:          1750
Gewest:    Staats-Brabant
Plaats:       Waalwijk

 

De katholieke Maria Walthera Barbara van Heijst, dochter van een koopman en schepen en van een vroeggestorven moeder, was verliefd op veekoopman Wouter Olifiers. Het paar had zich plechtig beloofd te gaan huwen. Maar haar vader weigerde zijn toestemming en ging achter haar rug om plannen maken om haar in een klooster onder te brengen. Maria ontdekte de plannen en regelde met haar geliefde een snel vertrek. Dat vond plaats op 18 januari 1750, toen zij rond middernacht uit haar ouderlijke woning sloop en naar de plek waar een chaise en een koetsier gereed stond. Niet veel later verscheen een verraste Wouter met een paar vrienden, die hoorden hoe zij aan hem vroeg of hij haar zou willen vergezellen. Deze handelwijze is niet ongebruikelijk (zie ook Jacoba Adriana de Groulart en Frederick Scheidt in 1757) en toont aan dat het paar beslist niet de indruk wilde maken dat zij ‘zich liet schaken’ door hem. Deze onterende handeling staak haaks op de in de ogen van het paar volkomen eerzame handelwijze die zij nu hebben gevolgd. Dan geeft Maria de koetsier de opdracht voort te rijden. De tocht leidde naar Ravenstein. Na de ontdekking van het verdwijnen van zijn dochter, haalt vader Jan alles uit de kast om het paar conform het schakingsvertoog zwart te maken. na anderhalf jaar keert het paar terug. Het wil pas huwen als het toestemming krijgt van haar vader. maar zelfs een verzoek om vergiffenis door Maria en Wouter mocht niet baten. Vader Jan verwijst naar de Raad van Brabant, voor wie de zaak dient, en naar advocaat Willem Ellinckhuijsen die zijn belangen behartigt. De Raad beslist in 1753 dat de huwelijksbelofte tussen de geliefden nul is en verwierp de eisen van de vader. In 1754 echter blijkt het paar wel gehuwd, want het regelt de nalatenschap in gezelschap van vader Jan.

Juridisch interessant want in de download van commentaar voorzien in 1750 door de juristen François Ellinchuijsen en Reinier Bernardus Hoynck van Papendrecht. Deze notitie is aangetroffen in het dossier van de zaak Groulard-Scheidt uit 1757, zie deze casus elders in de databank.

NL-HtBHIC Archiefnummer 19 Raad van Brabant, 1586-1811, inv.nr. 788.3602 (1752).

Voor meer bronnen, onder andere in het Streekarchief Langstraat Heusden en Altena, zie het artikel in de Klopkei.

Download:

NL-HtSA Archiefnummer 0014 Schepenbank van ‘s-Hertogenbosch, 1366-1811, inv.nr. 112/3.

Houdt-Swinkels, I. van den, ‘Een bijzondere schaking’ in: De Klopkei, 42(2018)4, 12-15.