De klucht van Stijve Piet

Geplaatst

Hooft, W.D. De klucht van Stijve Piet, 1e druk 1628

 

Aeltje staat te wachten op Piet, die maar niet komt opdagen. Ze gaat met hem er vandoor. “Ick most het beloven dat ick met hem deur sou tijen”. Haar vader en moeder willen Piet niet, de spuwen gal over hem. Eerst was het goed, maar nu niet meer. Hij heeft haar een trouwbelofte gegeven. “Soosel gien aer, as hy, de wil hebben van mijn”. “Want ien mensch sijn sinlijckheyt, seghme, is ien mensch sijn Hemelrijck”. Zo staat ze te denken en te wachten, “En verwacht de gracy, wel, soo ick recht kan kijcken”. Daarmee bedoelt ze dat ze hoopt op vergeving van haar ouders als ze weer terugkomt en iedereen weer recht in het gezicht kan zien. Ze beseft dus heel goed dat ze haar eerpositie in de waagschaal stelt.

Piet komt er aan. Hij had moeite om een wagen te huren, maar heeft er nu een. Aeltje twijfelt nog steeds: “Och! Hoe sel ick het bestaen! Ick durf het qualijck beginnen”. Maar Piet wijst haar erop dat ze het beloofd heeft: ”Ien woort dat is ien weert. Dat moetje ummers nakomen gelijck dat toebehoort”. Maar Aeltje zegt dat haar ouders heel boos zullen zijn. Piet meent dat dat wel zal meevallen, het schaadt niet, “men siet het alledaegs mier beuren”. Ik zal jou “as ien man toebehoert, fraeytjes houwen in eeren.” Piet belooft haar goed leven te geven, en daarop zegt Aeltje: dat troost me en het behaagt me ook heel erg, dus waar staat die wagen? Aeltje beseft dus dat Piet het goed voor heeft met haar en haar eer zal beschermen als haar echtgenoot.

Ondertussen vraagt haar moeder Sybrich zich af waar Aeltje nu is en besluit de buurvrouw Jannetje te vragen. Jannetjes dochter had Aeltje gezien met een vrijer, en een doos onder de arm en mooi gekleed. Sybrich roept uit: “Verseeker sinse deur, o mijn! Wat raet, wat raet? Men mag “ter werelt” haar veel ergs aandoen, maar haar niet haar dochter “diefachtig” ontnemen, en ‘tijter me deur”, ervandoor tijen, togen. Ach zegt de buurvrouw, ze komt wel weer. Sybrich antwoordt: dat zal wel, maar pas “als hy haer eer, haer eer het benomen”. Hij is een lichtvink, zit de hele dag in de kroeg. Hij mocht eerst wel met Aeltje omgaan, totdat we hoorden dat hij dat deed; hij is ‘beroyt en kael”. Buurvrouw vindt dat Piet, een knecht, altijd netjes gekleed gaat, Sybrich heeft niets te klagen. Maar het snijdt de moeder Sybrich door het hart en gaat het haar man vertellen.

Jannetje zegt tegen het publiek: je bent er zelf de schuld van, drie jaar hebben ze omgang gehad. Nu is hij een lichtmis, “in ierst was hy een knecht met eeren”. “Dat blaetjen is altijdt wel haest ekiert en om eslagen”. Haar goede raad: vrijers maak haast of hou er mee op. “Men hoore gien eerlijke luyer kijeren te houwen met de geck”. Een goede man is heel belangrijk.

Sybrich gaat naar haar man Lammert toe, die is overal op zoek geweest naar Aeltje en is erg boos op Piet. Hoe heeft hij dit kunnen doen, wie of wat heeft hen ertoe aangezet? Lammert denk dat het “waangunst” is, jaloezie, op zijn welvaart. Hoe heeft zijn dochter zich zo aan Piet kunnen verslingeren, op die “lompen loer”? Zijn “ienigh kijnt [die] me houwe sou in eeren?” Was het maar een burgerzoon met een ambacht. Nu gaat mijn goed, bij elkaar geschraapt, naar een bastaard. Maar ja, ze zijn samen door, en nou gaat Lammert een nieuw testament maken, en krijgt het paar een jaarlijks vast bedrag. Maar het geld moet wel naar de kinderen: “En dat sou schant wesen, daer van dientet wel waer enomen, want men kijnts kyeren souwender by te kort komen”.

Wat zien we zich hier afspelen? Het paar is weg, vader Lammert heeft gezocht. Hij is baas op de eeraantasting die hem is aangedaan. Zij zuurverdiende geld gaat nu naar een kind uit een huwelijk dat hij niet wil. Die bastaard waarover hij spreekt is het kind dat ongetwijfeld uit de verbintenis tussen Aeltje en Piet zal voortkomen. Hij zal ook de roddels en geruchten gaan vrezen, want de schrijver laat die in de volgende scene aan het woord: Heb je al gehoord van het bliecke meisje van Lammert, in ’t uithangbord van de haken en ogen, is hedenochtend met “Stijve Piet deur etogen”.

Aeltje en Piet komen ’s avonds thuis, en staan bij de deur van haar ouderlijk huis. Piet zegt: ik doe het woord wel, als je getrouwde man, wees maar niet bang. We kunnen altijd bij mijn oudoom slapen. Piet denkt met zoete woorden haar ouders wel te overtuigen. Ze kloppen aan. Piet: hier is je dochter met haar echte getrouwde man. Dat kan niet roept Sybrich, je hebt mijn dochter geschonden. Piet: dat is wel erg van jou, want dat zeg je van je dochter, we zijn gehuwd uit liefde! Lammert: wat doen jullie hier? Ga weg! Aeltje smeekt om vergiffenis, het is toch allemaal al geschied. Piet: ben je nu niet te bewegen om toe te geven? Lammert: Nee!

Dan komt Jannetje op het burengerucht af. Aeltje valt bijna flauw van de stress. Piet gaat aan Jannetje uitleggen wat er is gebeurd. Aeltje vraagt aan Jannetje: kun jij de “peys”, de vrede, maken zodat wij beiden in haar vaders gratie kunnen raken? Piet en Aeltje gaan naar Jannetjes huis en Jannetje gaat naar Lammert en Sybrich toe.

Jannetje zegt dan tegen Sybrich en Lammert dat ze het heel kwalijk vindt dat ze je deur voor hun dochter hebben gesloten? Nou zegt lammert, daar heb ik wel reden toe: “Soo stilswijgend deur te gaen, Dat doet gien eerelijcke dochters met eeren” Ik zal hem op zijn donder geven omdat “hy mijn dochter soo uyten huis erroovt het”. Jannetje redeneert verder: je hebt nog maar een kleine tijd te leven, neem ze allebei in, laat je zorgen varen. Je geld kun je toch niet meenemen, en voor wie heb je dan gespaard. En wil je nu dat ze een landloopster wordt? Dat is “Turreke werrick”. En stoor je niet zo aan de knecht, “al is hy niet soo rijck, hy is van ien eerlijck geslacht esproten”. Ze willen het toch, geef ze aan elkaar. Hij zal een zoon voor je zijn, en jij moet hetzelfde doen als vader. Jij moet het kwaad uit jou weren. Wat vind jij Sybrich? Die zegt: Ik sta onder zijn “subjeccy”, maar wat vind je ervan Lammert? Lammert: als ik ze zou buitensluiten, “mochtse van hem raken by andere lichte schuyten, In dan sou ’t ummer wesen slimmer dan slim”. Wat moet ik nu doen? Sybrich: ben je mal? Wees tevreden, geef ze aan elkaar, “Hy (Piet) mach het weer verbeteren, het hy ’t met jou verkurven”. Jannetje: ah, het moederhart spreekt. Lammert draait bij en laat ze ophalen door Jannetje. Piet uit tegen Lammert en Sybrich zijn berouw en hoopt met hun instemming met Aeltje te mogen trouwen. Lammert vraagt dan aan Aeltje of zij hem als getrouwde man wil? Het laatste woord is aan Sybrich: fijn dat je dat wilt, en “dat je ien eerlijck en ien vredigh huys meucht ’t samen houwen”.

 

Deze geweldloze schaking past in de schakingsfiguratie De Weigering. De zaak speelt zich af in een winkeliersmilieu. De ouders raakten overtuigd van de in hun ogen zwakke eerpositie van Piet en stopten zijn omgang met hun dochter Aeltje. In tegenstelling tot wat we in de Weigeringscasussen zien is het Piet, de jongeman, die volhardt, niet de jonge vrouw. Aeltje hoeft Stijve (in de betekenis van vasthoudend) Piet niet aan te sporen. De ouders weten direct wat er aan de hand is zodra ze de afwezigheid van Aeltje bemerken. Ze reageren in termen van het schakingsvertoog: Piet is een dief die de eer van hen als ouders en van Aeltje afneemt en hard aangepakt moet worden. Maar door het vertrek is de machtsbalans nu ten gunste van het paar uitgevallen. De ouders moeten nu reageren, hun eerreflex is beslissend. Ze worden daarbij geholpen door de buurvrouw, niet onbelangrijk omdat zij, onuitgesproken, namens de buurteer het handelen van de ouders volgt en becommentarieert. De rol van de publieke opinie, zo belangrijk voor de reputatie krijgt nog meer gewicht door de mening van de twee roddelaars, die het schakingsvertoog onderstreept. Piet gebruikt het tegenvertoog door te stellen dat hij een eerzaam huwelijk wil en dat het tijdelijk ongeoorloofd weggaan door vele anderen als middel is gehanteerd en dus hun actie legitimeert. Conform het eervertoog moeten zij als ouders de juiste volgende stap in de erehandel zetten. Er zijn twee mogelijkheden: ze verstoten Aeltje of nemen haar in genade weer aan. Dan blijkt dat de keuze tussen een schoonzoon die kennelijk toch wel voldoende eer heeft maar niet hun goedkeuring had enerzijds, of een dochter die zijzelf tot ‘landloopster’ maken en in gezelschap van andere lichte schuyten dwingt en dus schande over hen als ouders brengt anderzijds, toch niet zo moeilijk valt. Daarbij helpt dat Piet zijn berouw toont, dat het paar face-to-face de zaak bespreekt. De toch criminele daad blijft buiten justitie en de kerk.