Snaekse Schaking van de juffer in de kleer-ben

Geplaatst

 

Soolmans, J., Snaekse Schaking van de juffer in de kleer-ben, 1669

 

Stiefvader Joost gaat naar de kroeg en moeder Trijn ziet haar dochter Klaar opstaan. Ze krijgen direct woorden. Trijn wil niet dat Ernst komt vrijen, die heeft te weinig geld. Een neef van Joost, Adriaan, heeft haar voorkeur, want die is rijker. Maar Klaar wil hem niet en krijgt slaag wegens deze ongehoorzaamheid. Klaar klaagt: “Wel moeder, wat kan u bewegen my dus te hand’len? Ik doe niet ’t Geen schand’lijk is”. Trijn zegt ja, dat komt door mij anders zou je je voor de deur en het venster begeven, opgetooid, om vrijers te noden. Klaar verdenkt Trijn ervan haar lang ongehuwd te houden, zodat die wijlen haar vader erfdeel langer kan gebruiken. Trijn waarschuwt haar niet te brutaal te zijn. Klaar: “Hoe! ik eerje zoo veel ik kan”.

Ernst en Gijs, een knecht, spreken dan. Ernst meent dat haar ouders Klaar liever behouden vanwege het geld “als om haer eerlijk uyt te geven”. Ernst vindt dat hij haar waard is, hij heeft veel geld gespaard, net zoveel als zij heeft van haar overleden vader. Hij heeft gehoord dat Klaar gaat trouwen met Adriaan. Ernst smeekt Gijs om hem te helpen, maar die aarzelt. Hij vertelt hoe een andere knecht een meisje stal voor zijn meester, werd gevangen en opgehangen. Ernst: nee dit is anders, nu niemand tegen haar wil stelen, maar zij wil graag, ik neem alle schuld op mij.  Klaar is gevangene van haar ouders. Ernst biedt Gijs geld, “Veel meer wort u toegetelt, indien onz’ aenslagh wil gelukken”. Gijs denkt dat het niet goed gaat, maar doet toch mee. Het plan van Ernst is, om wanneer moeder Trijn het huis verlaat, Klaar in een kleerben, een mand om linnen in te vervoeren, stapt en door Gijs naar buiten wordt gedragen. Die brengt de kleren naar de schuit van de bleker, en Klaar naar het huis van Ernst, die “zal mijn Lief, in manne kleeren, geleyden, na mijn wel begeeren, zoo na de wagen die staet reê.” Gijs kan met dienstmeid Brechtje mee, die zit ook in het complot. Om zes uur moet het gebeuren.

Brechtje legt Klaar het plan uit. Ze moet zich ziek veinzen voor haar moeder. Die denkt dat ze minneziek is van Ernst. Ze zegt tegen haar: sterf maar om een vrijer, dan maak je mij zoveel te blijer. Klaar: ”ik weet wel, Moeder, dat gy my zoo weynigh acht.” Trijn: zwijg, en ga maar naar bed. Ernst geeft Brechtje de mannekleren. Zij hoopt dat “deez’ aenslagh wel gedy.”

Stiefvader Joost meldt aan Adriaen dat die vanwege het geld wel met Klaar mag trouwen. Adriaan nodigt Joost uit om wat te gaan drinken op “jou dochters Klaertjes koop”.

Trijn zegt dat Brechtje het linnen in de ben moet doen, zij gaat naar May Zus, zuster van Joost die “over deze deur” woont.

Brechtje gaart naar Klaar om haar te helpen met de mannenkleren en het verstoppen in de mand, Gijs zal wel snel komen. Klaar: “Dit ’s een vreemde wijs van schaken.” Brecht stelt haar gerust: niemand merkt het. Trijn komt eraan en ziet toe hoe Gijs de mand meeneemt, vergezeld van Brecht. Ze lopen naar het huis van Ernst. Ondertussen verklaren Gijs en Brecht elkaar de liefde. In het huis van Ernst trekt Klaar de kleren. Ook Ernst zegt geruststellend: “En niemant zal u, in deez’ kleeren, met pruyk en hoet als Klaertjen eeren.” Ze lopen naar buiten en precies dan komen Adriaan en Joost voorbij. Die herkennen Klaar niet en ze groeten Ernst ook niet. Het paar loopt naar de wagen.

Thuisgekomen met Adriaan meldt Joost aan Trijn dat er een vreemde heer bij Ernst stond, “zijn wezen zweem na onze Klaer”. Nee zegt Adriaan, die is thuis. Joost: “’k Denk zoo, maer ik vrees noch al, om dat het stelen nu zoo in zwang gaet onder veele.”. Trijn klaagt over de drankzucht van Joost, maar Adriaan zegt dat ze wat gevierd hebben. Joost vertelt haar dat hij Klaar aan zijn neef wil uitgeven. Trijn vindt dat Klaar nog te jong is, ze moet nog maar even in “hare maeghdelijke staet” blijven. Maar omdat ze trouwlustig is wil Trijn haar liever aan Adriaan geven dan aan Ernst. Joost vindt dat ook, net als zijn zuster, de moeder van Adriaan. Nu moet Klaar maar eens komen. Maar binnengedrongen in haar kamer merken ze dat ze weg is. Trijn: “Hier onder schuylt een snoodt bedroch. Ik vrees zy is my wis onttogen.”. Joost: Klaar was die heer, die we ontmoetten. Trijn zegt dat beiden Klaar moeten gaan zoeken, naar de schuit, en vraag of er ook een wagen is afgereden. “Ik vrees Ernst heeft mijn kindt verkracht, en Brecht haer in de Ben gesteken”.

 

Deze schaking speelt zich af in een buurt bij eerzame burgers en past in de schakingsfiguratie De Weigering. Als die in De Ontdekking zou passen, zou het standsverschil tussen de jongeman en de jonge dochter veel groter zijn geweest. Tevens zou de periode tussen ontdekking van de relatie tot aan de schaking in engere zin uitgebreid zijn beschreven. Juist daarin wordt de jonge vrouw gevangengehouden, mag ze geen contact met haar vrijer en drijft deze ‘slavernij’ haar tot wanhoop en in de armen van de jongeman.

Net als in de andere kluchten uit de jongeman zijn liefde voor het meisje. Hij krijgt raad van een vertrouwde knecht, die hem gaat helpen. Haar ouders kijken naar het geld, zowel haar stiefvader die het vermogen van Klaars overleden vader in zijn familie wil houden als haar moeder, die ook niet wil dat dat geld naar een door ongewenste echtgenoot gaat.

We zien dat er niet veel discussie is of schaking nu wel of niet eerzaam is. De ouders vinden dat Klaar hen is ontstolen. Klaar en Ernst hebben weinig moeite met de strafbare daad, want het geschiedt zonder dwang. Klaar gaat mee en doet wat haar minnaar haar zegt. De les die ouders uit dit verhaal leren is dat geld alleen geen goede basis is voor een huwelijk; het kan zelfs een aanleiding voor de jeugd om het lot in eigen hand te nemen en weg te gaan. Uit de titel van dit stuk is op te maken dat schaking op zich niet zo serieus werd genomen. De opmerking van Joost, dat het stelen zo in zwang is bij velen, wijst op het bestaan van het dark number. De niet-gewelddadige vorm kwam wellicht vaker voor dan we nu uit de bronnen kunnen achterhalen.